Vierkant en van hier : ‘Josaphat’ van Mirjam Devriendt

In 2011, Mirjam Devriendt presenteerde haar fotografische werk over de habitués van het Josaphatpark. Drie jaar later, de foto’s van Mirjam Devriendt werden geëxposeerd in de Ateliers Vogler. In dit artikel beschrijft Eric Min de unieke kwaliteiten van haar werk.

Hoe noem je mensen die je in een park kruist? Passanten? Gebruikers? Bewoners? Zij wandelen of lopen voorbij, nemen de tijd om uit te rusten of te spelen. Zij horen hier thuis. Ook als ze niet van hier zijn, zijn ze van hier.

De locatie is het Josaphatpark, de groene long van Schaarbeek. Al enkele jaren maakt Mirjam Devriendt er foto’s – vierkant en in kleur. In 2011 kwam er zelfs een boek vol portretten en landschappen van. Met de tijd groeide het beeldmateriaal van Onzen Hof – Notre Jardin tot over de rand. Wie vandaag door de stapel opnamen bladert die de fotografe heeft verzameld, stelt vast dat het ene genre geruisloos overgaat in het andere. Wanneer houdt een landschap op landschap te zijn en wordt het een portret, en omgekeerd? Devriendt weet dat je niet alleen mensen kunt portretteren maar even goed bomen. En dat een mens een soort van landschap is.

Foto : Mirjam Devriendt

Foto : Mirjam Devriendt

Doorgaans staat er iets stil in het midden van de foto – het vierkante formaat leent zich daar uitstekend toe. Het kan een individu zijn of een groepje mensen, een boom of een struik. Zie ze daar staan, centraal gekadreerd in hun lijst. Soms laat Devriendt haar mensen poseren tegen de stam en op de wortels van een monumentale boom die we van het ene beeld naar het andere gaan herkennen als een vertrouwde aanwezigheid. Dag buurman! Het lijkt wel alsof de mensen op deze beelden niet alleen de lucht van het park delen, maar ook een boom, hier en daar. Dat schept een band.

Vierkante foto’s hebben iets stevigs, evenwichtigs. De verhoudingen van het beeld vragen om een spanning tussen horizontaliteit en verticaliteit. In deze serie doet zich dat vooral voor van de ene opname naar de andere. In Devriendts beeldkader kun je flink rechtop staan, poseren als een standbeeld. Je kunt languit in het verse gras gaan liggen: daar dient een park voor. Of je kunt je vergapen aan de ongenadige, dreigende verticaliteit van de staande wip waarop de boogschuttersgilde haar pijlen richt. Zo ontstaat een catalogus van houdingen, als in de tekenzaal van een academie.

DSC_7575

Soms komt Mirjam Devriendt dicht bij haar mensen. Dan schikt zij ze in het beeld volgens de codes van het staatsieportret. Stil en frontaal nemen de habitués van het park een pose aan. Dat mag een poosje duren, want er is tijd. Op andere opnamen zijn de mensen – lopers, wandelaars, het meisje met de blote schouders naast haar fiets in het gras, pratende vrienden – een detail in het landschap, soms zelfs een motief dat je niet onmiddellijk registreert. Zoals bij Pieter Bruegel eist de anekdote dan onze aandacht op in een hoekje van het kader: daar beginnen de beste verhalen. En al even soms lijkt de aanwezigheid van een figurant gepland, geprogrammeerd zelfs – maar dat is natuurlijk niet zo. In dat geval klinken de kleuren van hun kleren als een echo van het decor: het rozige pak rijmt met de paarse bloesem, het grijzende stel jonggepensioneerden verdwijnt in het zachte grijsgroen en de witte accenten van de achtergrond.

Eigenlijk zijn dit zondagse foto’s, al weet je dat ze vaak door de week werden gemaakt: dat leid je af uit de portretten van de vriendelijke werklui die het park onderhouden en van de man met het ezeltje. Vooral het licht is ’s zondags. Het strijkt en streelt zoals vroeger, toen de zomervakantie een eeuw duurde en de zon verstoppertje speelde met de schaduw van de bladeren. Je had de tijd om ernaar te kijken, en dat is in Josaphat – het park én de fotoreeks – niet anders. Hondjes laten hun baasjes uit. Wandelaars wandelen. Zelfs de onvermijdelijke minigolfbaan komt beeld – wie die sport beoefent, heeft veel tijd teveel. Er wordt wat afgelachen: oud en jong wachten geduldig tot de fotografe klaar is. Hoewel Devriendt het park in alle seizoenen heeft bezocht, is het op zijn mooist in de zon van lang geleden.

Moeten deze beelden een plaats krijgen in een traditie of stijl? Het hoeft niet, want ze zijn op zichzelf sterk genoeg. Devriendts fascinatie voor bomen herinnert aan de inventaris van stammen en wortels die Eugène Atget aanlegde in de wouden van Fontainebleau en Saint-Cloud. De organische vormen die vooral in de herfst en winter de bovenhand nemen, zouden een echo uit het werk van Julien Coulommier kunnen zijn. Maar veel belang heeft dat niet. Josaphat is een plek geworden waar je kunt dwalen en vooral: zijn.

_

Eric Min

Pingbacks

  1. Rue du progrès : en attendant le permis

Leave a Reply